Als wij in Nederland onderhandelen over een paard krijgen we een kameel. In andere landen krijgt de een paard en de zit de ander opgescheept met een ezel. Bij ons zoeken we naar consensus. We hebben een consensusdemocratie. Om tot een akkoord te komen moeten we over alles praten, polderen. We moeten alleen oppassen dat de kameel geen monster wordt.
Het is ook het mooie van onze democratie, een vooruitstrevende en moderne samenleving waarin iedereen zich durft uit te spreken. Er zijn zoveel partijen, die komen allemaal voor zichzelf op, dat is ook goed. Ook kleine partijen kunnen bijdragen aan het beleid, waardoor we een breder draagvlak hebben en varen op voortschrijdend inzicht.
In Nederland hebben we een egalitaire, individualistische cultuur. Daarom kiezen we vrij en ongebonden. We hebben nooit een feudaal systeem of een hoofse cultuur gehad. Er was en is geen onderscheid tussen machten en status. Vroeger moesten we allemaal, zonder aanziens des persoons, de laarzen aantrekken om het water van het erf weg te houden. Vroeger was er nog wel verzuiling. Nu zijn we ook individualistischer ingesteld. De ene keer stem je dit, de andere keer stem je dat. We kennen ook geen kiesdrempels of districtenstelsels. En dat zien we dat terug in vrij ingewikkelde regeringscoalities.
In andere landen met een ander cultuurprofiel gaat dat anders. In Frankrijk bijvoorbeeld is het systeem gebaseerd op centralisatie en in Engeland kennen we de ‘Westminster democracy’. In beide landen zijn er twee sterke partijen aan de flanken met een relatief zwak midden. De ene keer wint de een, de andere keer de ander. We zien de laatste jaren dat de houdbaarheid van die systemen beperkt lijken. In de VS, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Frankrijk zijn er politieke aardverschuivingen gaande.