Nederland haalde een ongekend aantal olympische medailles tijdens de Spelen in Tokio. Zevende op de ranglijst en meer dan welk EU land ook. In culturele zin staan we niet bekend als een heel competitief volk. Niet zoals Angelsaksiche landen bijvoorbeeld waar ‘just do it’ en ’try till you die’ levensmotto’s zijn. We werken niet tot de baas naar huis gaat, integendeel, tegen etenstijd is het welletjes met dat werken. Morgen is er een nieuwe dag. We streven er naar productief te zijn, zodat we zoveel mogelijk werk voor 5 uur af kunnen krijgen. ‘Niet echt gezellig’ vinden mensen uit collectieve samenlevingen. ‘Zo kan je geen goede band met elkaar opbouwen’. ‘Je gaat niet tot het uiterste’ zeggen mensen uit competitieve samenlevingen, en ’trouwens, wat moet je de rest van de dag dan doen?’ En daar zit waarschijnlijk een reden dat we in zoveel sporten excelleren. We hebben een leven na het werk. Een rijk verenigingsleven dat de basis vormt voor veel talenten die kunnen doorgroeien. Ook talenten die als vluchteling in Nederland zijn gekomen, zoals de nu al legendarische Sifan Hassan en Abdi Nageeye. Die krijgen de kans zich hier te ontplooien. Zo solidair zijn we gelukkig, iedereen krijgt kansen. Zij zingen het Wilhelmus uit volle borst mee. We moeten ook realistisch zijn. Het is niet alleen onze cultuur die ten grondslag ligt aan de successen. We zijn ook heel rijk en kunnen veel investeren in de sport en in Team NL. Of die rijkdom ook aan onze cultuur te danken is bespreken we een andere keer.